Als een koppel in scheiding beslist om de woning samen onverdeeld verder in eigendom te houden, dus ook na de scheiding, dan dienen er verscheidene concrete afspraken gemaakt; één onderdeel ervan gaat over de periode van onverdeeldheid.
Het koppel kan beslissen om dit te beperken tot 5 jaar of minder, maar ze kunnen ook afstand doen van de maximum periode van 5 jaar. Wat dient geregeld, lees je hierna.
Een Cassatie-arrest laat de partners in onverdeeldheid toe om te kiezen om onverdeeld samen eigenaar te blijven, en zelf de periode al of niet te bepalen.
Concreet komt het er op neer dat een vrijwillige onverdeeldheid is wat het zegt: in geval van een scheiding komen partijen vrijwillig overeen om het eigendom onverdeeld te behouden. Echter in het licht van het cassatie-arrest dat zich uitspreekt over art 815 BW, is het nodig dat de scheidende koppels opteren voor één van de twee opties:
In geval 2. kan dit langer zijn dan 5 jaar. Indien partijen dit wensen is het noodzakelijk dat in de scheidingsregeling (én de notariële akte onverdeeldheid) de termijn van onverdeeldheid duidelijk wordt bepaald. Beslissen om de termijn onbepaald te laten is niet aangewezen omdat dit nare gevolgen kan hebben als één uit de onverdeeldheid wenst te treden en de andere niet.
Uiteraard blijft het zo dat partijen ten allen tijde uit onverdeeldheid kunnen treden, tenminste als ze het samen hierover roerend eens zijn om bvb de woning te verkopen of toe te bedelen.
Meer over het huis een bestemming geven en al wat erbij komt zien via blog. Specifiek over onverdeeldheid gaat dit artikel.